De Brugwachter
Ergens in een land hier ver vandaan staat een brug. Een oude vergeten brug. In het midden van de brug, op het hoogste punt staat een huisje. Het is een klein eenvoudig huisje. Hier woont de brugwachter. De brugwachter heeft een lange zwarte jas aan. Die beschermt haar tegen de koude wind. De jas is zo groot dat ze zich er helemaal in kan verstoppen. Ze staat hier al zo lang op wacht dat ze is vergeten wat ze bewaakt of waarop ze wacht. Dat vraagt ze zich ook al lang niet meer af. Omdat ze niet beter weet en niets anders kan blijft ze hier maar staan, als wachter op de brug.
Het is een hele hoge brug. Gebouwd van stevige grijze blokken. Het hoogste punt van de brug is boven de wolken. Vanaf hier is de wereld onder de brug onzichtbaar. Aan beide kanten verdwijnt de brug in de wolken. De brugwachter vindt het een prettige plek. Hoog boven de wereld, op veilige afstand van het land van vroeger en ver weg van het land van later.
Het leven van de brugwachter is eenzaam. Alleen de vogels houden haar gezelschap. De vogels vertellen haar verhalen over de wereld onder haar. Verhalen over groene bossen met ruisende bomen, gele stranden en de zilte zeelucht en hoge ruige bergen met hun witte toppen blinkend in de zon. Soms voelt de brugwachter tijdens het luisteren iets van heimwee en verlangen. Toch blijft ze op wacht staan en wacht af.
Op een dag komt er uit de wolken een meisje tevoorschijn. Ze komt van links, uit het land van vroeger. Het is een klein meisje. Ze heeft een groene jas aan, blonde haren, rode wangen en vrolijke blauwe ogen. De brugwachter is zo lang alleen geweest dat ze niet goed weet wat ze moet doen. Dus doet ze het enige wat ze kan, ze blijft staan en wacht af. Het kleine meisje laat zich niet afschrikken door dit zwijgen. Het meisje gaat naast haar staan en legt haar kleine handje in de hand van de brugwachter. “Kom” zegt het meisje, “Het is tijd om terug te gaan.” De brugwachter wordt geraakt door de onbevangenheid van het meisje. Iets in de ogen van het meisje maken haar heimwee en verlangen wakker. Er moet toch meer zijn dan dit wachten op de brug? Zo besluit de brugwachter om de veiligheid van de brug achter zich te laten en in het avontuur te stappen. Hand in hand gaan het meisje en de brugwachter op weg naar het land van vroeger.
Samen volgen ze de weg naar beneden dwars door de wolken van angst die om de brug hangen. Doordat het meisje naast haar loopt lukt het de brugwachter haar angst te verduren en door te lopen. Langzaam worden de wolken dunner en uiteindelijk krijgt de brugwachter het land van vroeger te zien. Onderaan de brug verdwijnt de weg in een groen bos. Het is een oud bos, met oude wijze bomen. Als ze het bos in lopen zien ze de stralen van de zon schitteren tussen de stammen. Glinsterende stofjes dansen in het licht. Boven hun hoofd ruist de wind zachtjes door de bladeren. De vogels zingen vrolijk. Langs het pad staan rode bosaardbeitjes. De brugwachter voelt de diepe rust van het bos. Als een lang vergeten herinnering voelt het veilig en vertrouwd. Ze volgen het pad tot bij een oude boom. Het is de oudste en meest wijze boom van het bos. Aan de voet van de boom, op een zacht tapijt van groen mos gaan het meisje en de brugwachter zitten.
Op deze plek, midden in het bos leert de brugwachter de wijze lessen van de oude boom. Hier leert ze over het leven. Over vreugde en verdriet. Over pijn en liefde. Over stilstaan en groeien. Over vasthouden en loslaten. Over verbinden. Verbinden van binnen en buiten. Verbinden met zichzelf en met de ander. En de belangrijkste les: vrijheid in verbondenheid. Hier vindt de brugwachter vrede met zichzelf en met haar verleden.
De brugwachter en het meisje blijven lang bij de boom. Ze spelen, lachen, huilen, praten en luisteren daar op die bijzondere plek in het bos. Hoe lang ze daar samen zijn weet de brugwachter niet. De tijd gaat hier haar eigen weg.
Na een wild en vrolijk spel pakt het meisje haar hand. “Het is tijd om te gaan.” zegt het meisje. ”Nu je de weg kent, mag je hier altijd komen om te rusten op het mos of om te spelen onder de boom”. Op de terugweg voelt de brugwachter dat de wijze lessen van de boom haar hart verwarmen en de lach van het meisje maakt haar voeten licht.
Uiteindelijk staat de brugwachter weer bovenop de brug. Ze ziet dat de wolken zijn weggetrokken. Vanaf haar hoge plek kan ze de hele wereld overzien.
Als ze naar links kijkt ziet ze nu helder het land van vroeger. Ze kent daar nu de paden, het land, de kleuren en de geluiden. Ze weet wat er is en wat er niet is geweest. Ze heeft haar tranen gehuild. Ze kent de gevaren en de geheimen. Ze heeft geleerd hoe ze kan liefhebben en vertrouwen.
Rechts van haar glinstert het land van later. Dit land van later is bedekt met een lichte, witte nevel. Over de heuvels van beloftes heen wenkt het warme gouden licht van verlangen. De paden daar zijn nog onbegaan en onbekend. Niemand weet wat daar wacht. Het boezemt haar geen angst meer in.
Onder haar stroomt een brede rivier. Bruisend en vol van leven roept hij haar: “Kom maar, ik zal je vangen. Ik neem je mee. Onderweg zal ik je voeden, beschermen en gezelschap houden”.
Boven haar is de oneindig blauwe lucht. De vogels vliegen om haar heen en zingen: “Ga maar, het is tijd. Wees vrij om te zijn wie je bent”.
Nog even blijft de brugwachter staan op de brug, haar voeten stevig op de stenen, haar handen op het hout van de reling. Ze voelt zich verbonden. Sterk en kwetsbaar tegelijk. Ze is niet meer bang om zichzelf te verliezen. Ze voelt dat het afwachten voorbij is.
Nog een laatste keer kijkt ze om zich heen en dan waagt ze de sprong. Als ze naar voren stapt de leegte in blijft de zware, zwarte jas van brugwachter achter op de brug.
Langzaam valt ze naar beneden. De wind streelt langs haar blote armen en veegt de tranen van haar wangen. Ze voelt zich licht en vrij. Als ze beneden is wordt ze opgevangen door de rivier. De stroom pakt haar op, omringt haar en voert haar mee het leven in. Zo is ze op weg naar het land van later met zijn heuvels van beloftes. Terwijl ze zich laat meenemen door het water en geniet van onderweg zijn leert ze het wachten aan het leven te verbinden. Zo is ze een wachter in het leven geworden.
(Marjolein Nepveu; maart 2013)