De slak en de haas
Zuchtend en puffend kruipt de slak voort. Ze gaat zo hard ze kan. Dat is niet zo hard want ze kan bijna niet meer. Zweetdruppeltjes parelen op haar voorhoofd. Haar kopje is zo rood als een tomaat. Toch zwoegt ze voort. Achtervolgd door duizend angsten. Met haar laatste krachten kruipt ze een heuveltje op. Bovenop de heuvel blijft ze staan. Ze kan niet meer. De wereld draait om haar heen. Haar slijm is op. Happend naar adem en trillend van inspanning staat ze daar. Het duurt lang voordat de wereld tot stilstand komt. Uiteindelijk kan ze om zich heen kijken en ziet de slak dat ze tussen hoge wuivende graspluimen staat. Het is een mooie zomerse dag. De lucht om haar heen gonst van het leven, vlinders in alle kleuren, zoemende bijen, libellen met hun doorzichtige vleugels en hoger in de lucht de vrolijk zingende vogels. De slak ademt de zomerlucht diep naar binnen en voelt zich rustig worden.
Net wanneer de slak het warm begint te krijgen in de zon ziet ze naast zich een holletje in de grond. Aangetrokken door de schaduw kruipt ze er voorzichtig naar binnen. Binnen is het lekker koel. Het duurt even voordat haar ogen aan het donker gewend zijn. Het is een gezellig en knus holletje. Achterin ligt een grote berg met bladeren. De slak ziet de bladeren zachtjes heen en weer schudden. Nieuwsgierig kruipt ze dichterbij. Tussen de bladeren door ziet ze twee grote ogen. “Hallo, wie ben je?” vraagt de slak zachtjes en verbaasd. Het duurt even voordat er antwoord komt. “Ik ben de angsthaas” zegt een klein stemmetje. Voorzichtig komt de slak een beetje dichterbij. Ze heeft nog nooit een angsthaas gezien. “Mag ik even bij je komen zitten? Ik wil graag even rusten en schuilen voor de zon.” Nu komt het antwoord al ietsje sneller: “Ja, dat is goed” zegt de angsthaas.
Terwijl de slak het zich gemakkelijk maakt, gluurt de angsthaas naar de slak. “Ze ziet er helemaal niet gevaarlijk uit” zegt het haasje bij zichzelf. “Eigenlijk is ze wel mooi, met dat gekleurde huisje op haar rug.” In de stilte die volgt raapt de angsthaas alle moed die hij kan vinden bij elkaar en kruipt onder de bladeren vandaan. Met een diepe zucht schudt hij zijn bruine wollige vacht, rekt zich eens lekker uit en gaat naast de slak zitten. Lang blijven ze zo samen zitten en vertellen elkaar hun verhaal. De slak vertelt waarvoor ze op de loop was. De schrik en de pijn waardoor ze was gaan rennen. De haas vertelt over zijn angst. De harde woorden van kritiek en de spottende lach waarvoor hij zich had verstopt. In deze verhalen vinden ze elkaar en sluiten vriendschap.
Aan het einde van de dag kruipen ze het holletje uit, terug de wereld in. Samen gaan ze de heuvel af, gezellig naast elkaar. Onderaan de heuvel komen ze bij een groen grasveld, bezaaid met gele paardenbloemen. Aan de rand van het veld blijft de slak staan. Ze voelt de veiligheid van het huisje op haar rug. Ze hoeft niet meer te vluchten. Ze is eindelijk thuis. Het haasje strekt zijn poten en rent door de wei. Bij elke sprong voelt hij zijn krachtige afzet en daarna het vrije zweven door de lucht. Steeds harder, hoger en sneller gaat hij door de wei. De haas voelt het leven door zich heen stromen en geniet met volle teugen.
Nadat hij moe gerend en gesprongen is komt de haas naast zijn vriendin de slak zitten. Innig tevreden zitten zij zo naast elkaar in het gouden licht van de lage avondzon. Ze luisteren naar de roep van de koekoek in de verte. Samen voelen ze zich compleet. De kracht en de snelheid van de haas. De rust van de slak met de veiligheid van haar huisje dichtbij. In dit gouden moment beloven ze elkaar plechtig dat ze voor altijd bij elkaar zullen blijven. De slak zou er nooit meer als een haas vandoor hoeven gaan en de haas zou zich nooit meer in zijn huisje hoeven te verstoppen. Totaal gelukkig voelen ze de kracht van dit moment. Samen kunnen ze de hele wereld aan.
(Marjolein Nepveu; april 2013)